Terug naar hoofdpagina Inburgering Noord-Afrikaanse
|
24 april 2004 Marc Marc is reisleider voor een groep Amsterdamse Marokkanen die een reis naar Zeeland ondernemen voor een bezoek aan de begraafplaats in Kapelle. Op deze pagina het historische verhaal van de noord-Afrikaanse soldaten in Franse geallieerde dienst voor de bevrijding van Europa in Wo II. |
Begraafplaats Kapelle - Marokkaanse WO II slachtoffers La Horgne Chastres - Kapelle De historicus Claude Gounelle stelt dat de Fransen van alle confrontaties van 1940 juist deze gevechten van Marokkanen en Algerijnen als meest heroïsch beschouwen. Achter barricades en vanuit loopgraven hielden de Spahis van 9 uur in de ochtend tot 5 uur in de middag de Duitse tanks tegen en vertraagden daarmee de opmars van Guderians Pantserkorps naar de Franse kust. Die hardnekkige strijd kostte de helft van de Spahis het leven. Dit was zeker niet de eerste, noch de enige keer dat Marokkaanse troepen in de meidagen van 1940 in zware gevechten verwikkeld waren. Noord-Afrika leverde een substantieel deel van het Franse leger. Dat wil zeggen, de troepen kwamen uit Marokko, Algerije of Tunesi, de officieren waren Frans. Op deze wijze kon het Franse leger een omvang hebben die niet geheel gedragen behoefde te worden door de eigen Franse bevolking, en dat was politiek geen ongewenste situatie. Spahis, tirailleurs Marocains of Algeriens, Zouaves en chasseurs DaFrique, het waren vertrouwde onderdelen van de Franse krijgsmacht. Twee Marokkaanse eenheden schreven in die hectische dagen van mei 1940 geschiedenis. In de eerste plaats de genoemde Spahis. Terecht worden ze tot op de dag van vandaag in La Horgne geerd. Maar er was wel iets aan vooraf gegaan. De eigenlijke taak van deze eenheid was verkenningen uit te voeren in de Belgische Ardennen. Op het moment dat de Duitse aanval op 10 mei 1940 van start ging, trok de Franse cavalerie massaal de Ardennen in om de vijandelijke opmars af te tasten en het noordwaarts, naar de Maas oprukkende Franse leger enige tijd te geven zich daar ter verdediging in te richten. Aan de Maas, zowel in Frankrijk, maar vooral in België zou de Duitse opmars gestuit moeten worden. Tijdens die cavalerie-opmars in de Ardennen ging het wat de Spahis betrof, behoorlijk mis. De eenheid, bestaande uit een regiment Marokkanen en een regiment Algerijnen, beide te paard, raakte in de chaos van de onverwacht sterke Duitse opmars de samenhang met de buureenheden kwijt. Aan de rivier de Semois in de zuidelijke Belgische Ardennen viel, toen de Spahis iets te snel terugtrokken, tijdens duisternis en de chaos van de terugtocht op 11 mei een gat in de linies. De Duitsers maakten van deze gelegenheid handig gebruik, staken de Semois bij het stadje Bouillon over en bedreigden de Franse cavalerie-eenheden in de rug. Dit versnelde de Duitse opmars naar Sedan. De Spahis zagen te laat wat er gebeurde en waren de volgende dagen gebrand op eerherstel van hun naam. Die kans kregen ze. Vanaf 13 mei werden de Noord-afrikanen ingezet aan de westelijke zijde van wat inmiddels het Duitse bruggenhoofd over de Maas bij Sedan was geworden. Vanuit dit bruggenhoofd wilden de Duitsers met hun pantserleger in westelijke richting zo snel mogelijk door Noord-Frankrijk oprukken naar de kust van Het Kanaal. Het was tijdens die opmars dat Spahis en tanks elkaar bij La Horgne ontmoetten. Op die dag, 15 mei 1940, was het Franse legerleiding duidelijk geworden dat de Duitse inval volgens een geheel ander scenario was verlopen dan zij zich had voorgesteld. De Fransen hadden verwacht dat het zwaartepunt van de Duitse invasie in België zou liggen, ongeveer tussen Brussel en Namen, omdat het glooiende terrein daar veel geschikter was voor optreden van gemechaniseerde eenheden dan de Ardennen. Daarom stuurde de Fransen hun beste eenheden Belgi in om in de lijn Antwerpen Brussel Namen de verdediging te voeren. Het meest gevaarlijk deel van deze linie was het zogenaamde gat van Gembloux, ruim dertig kilometer breed, zonder enige natuurlijke hindernissen en zeer geschikt voor inzet van tanks. De Duitse legerleiding wist dat de Fransen daar de Duitse hoofdaanval verwachtten, en daarom kreeg het pantserkorps van Erich Hoepner de opdracht de Fransen bij Gembloux aan te vallen. Zo lang mogelijk moesten de Franse in hun eigen illusies blijven geloven. Hier treffen we ook Marokkanen aan. De 1e Marokkaanse divisie onder generaal Mellier, die zelf lange tijd in Marokko had gediend, was ingedeeld in het 1e Leger dat tussen Leuven en Namen opgesteld stond. Op 14 en 15 mei 1940 vielen de Duitse pantsers, gesteund door vliegtuigen, van Heeresgruppe B opgerukt via Maastricht, de Fransen aan. De Fransen, minder modern bewapend dan de Duitsers, deden hun uiterste best. In hun ogen was dit de Duitse hoofdaanval en werd hier het lot van Frankrijk beslist. Twee dagen lang duurde de strijd, de Marokkaanse tirailleur-regimenten verloren 20 tot zelfs 50% van hun manschappen. Zonder te weten deden ze precies wat de Duitsers wilden: wegblijven uit de Ardennen en Noord-Frankrijk, om Guderians hoofdaanval ruim baan te geven. Evenals in La Horgne resteren tot op de dag van vandaag de islamitische graven in de heuvels van Wallonië. De gesneuvelde Marokkanen zijn begraven in Chastres bij Gembloux. Op 26 mei begon de evacuatie van de geallieerden vanuit het bruggenhoofd van Duinkerken naar Engeland. Hierbij waren verschillende Marokkaanse eenheden betrokken. Velen wisten het vege lijf te redden, maar een aantal moest de vluchtpoging met de dood bekopen. Hun stoffelijke resten spoelden in de weken nadien aan op de kust van België en Nederland. In het Zeeuwse Kapelle, op begraafplaats voor Franse militairen die in Nederland zijn gesneuveld, vonden zij hun laatste rustplaats. Van de 23 gedentificeerde Franse militairen van Arabische afkomst is van een viertal zeker dat het Marokkanen waren. Springplank Noord-Afrika 1942-1943 Met de invasie in Noord-Afrika begon een nieuwe fase in de geschiedenis van de Marokkaanse eenheden in Europa. Noord-Afrika werd in 1943 de bakermat voor het nieuwe Franse leger dat zou deelnemen aan drie invasies op het Europese continent, geplaatst onder bevelhebbers die vaak erg vertrouwd waren met de Magreb en zijn troepen en die bovendien gebrand waren op een prominente rol voor Franse troepen in de bevrijding van Europa, en in het bijzonder natuurlijk van Frankrijk zelf. De schandvlek van de chaotische ineenstorting van mei 1940 moest zo snel mogelijk uitgewist worden. Dat in dit nieuwe Franse leger ruim plaats was voor koloniale troepen stond buiten elke discussie. Frankrijk had ze nodig en kende hun militaire kwaliteiten. De drie commandanten die de eerder genoemde drie invasies met de daarop volgende opmars leidden waren Alphonse Juin, die het Franse leger in Itali commandeerde, Jean de Lattre de Tassigny wiens eenheden via Zuid-Frankrijk en het Rh?nedal noordwaarts naar de Vogezen oprukten en tenslotte Jean Leclerc die de Franse 2e pantserdivisie vanaf het strand van Normandi dwars door Frankrijk commandeerde tot Straatsburg. (Afbeelding 1) In alle drie deze strijdmachten waren Marokkaanse eenheden vertegenwoordigd. De nadruk lag op het leger van Juin in Itali. In de onherbergzame berggebieden van Midden- Itali speelden de Marokkanen hun hoofdrol van de Tweede Wereldoorlog. Vanaf begin 1943 vingen de Amerikanen in Marokko aan met de formatie en bewapening van Franse eenheden. De eerste grote eenheid die ontstond was het Corps Expiditionnaire Francais onder Juin. Hierin namen twee Marokkaanse divisies een prominente plaats in: de 2e Marokkaanse divisie en de 4e Marokkaanse bergdivisie. Zij zouden de harde kern van het Franse leger in Itali gaan vormen. Maar er was nog een eenheid onder Juins commando, die reputatie van de Marokkanen in Europa nadrukkelijk zou bepalen en dat waren de zogenaamde Goums. Zij verdienen enige nadere toelichting. Goums Goums, grotendeels afkomstig uit het Chaouia gebied, onderscheidden zich, naast hun extreme uithoudingsvermogen, schietvaardigheid, terreinkennis en trouw aan Frankrijk, ook door hun authentieke gestreepte wollen uniform, de Djebella, hun tulband (Rezza), sandalen en mes (koumia). Juin wilde juist deze troepen inzetten in de bergachtige frontlijn van Itali. Naast hun muilezels werden de Goums uitgerust met jeeps, mortieren, radio's en vervingen stalen helmen met een halve maan embleem de Rezza. Een Goum was een compagnie van ongeveer tweehonderd man. Drie Goums samen vormden een Tabor, een bataljon. Daarom worden deze eenheden ook wel aangeduid als Tabors. Drie Tabors vormden op hun beurt een groupement de Tabors marocains (GTM) onder een Franse kolonel. De vier GTM stonden, als onderdeel van het Franse Expeditionaire leger, onder bevel van generaal Augustin Leon Guillaume, afkomstig uit de Franse Alpen, een zeer ervaren koloniaal officier met vele functies in het Franse leger in Marokko. Aan zijn krijgsgevangenschap in de Eerste Wereldoorlog had hij bovendien weinig positieve gevoelens tegenover Duitsers overgehouden. Guillaumes strijdmacht omvatte aanvankelijk 7880 man, waaronder 700 Fransen. Waarschijnlijk zijn gedurende de oorlog tussen tien en twaalf duizend Marokkaanse Goums ingezet. Dat juist de inzet van deze troepen in de bergachtige streken van Zuid-Europa een gelukkige keuze was, is duidelijk, maar er zat ook een keerzijde aan, zoals later zal blijken. Sicili De situatie was gecompliceerd. Eigenlijk wilden de Amerikanen zo snel mogelijk naar het hart van Duitsland doorstoten en daarvoor was een operatie aan de Franse westkust noodzakelijk. Maar zo'n omvangrijke en zeer risicovolle operatie wilden de Britten nog even uitstellen. Zij geloofden eerder in een binden en uitputten van Duitse troepen in Itali en wensten een invasie in Normandi naar een later tijdstip te verschuiven wanneer de kans op succes groter zou zijn. De Britten waren de gruwelijkheden van de Eerste Wereldoorlog in Frankrijk nog niet vergeten en waren niet van plan opnieuw een generatie te verliezen op slagvelden in Noord-Frankrijk. Bovendien had voortzetting van de strijd in Itali het voordeel dat een bondgenoot van Duitsland verslagen kon worden, dat vanuit Italiaanse vliegvelden Zuid-Duitsland gebombardeerd kon worden en dat een stevige westerse presentie in het Middellandse Zeegebied voor de toekomst verzekerd was. Vanouds immers was dit gebied onderdeel van de Britse maritieme invloedssfeer. Britse garnizoenen lagen vanouds in Gibraltar, op Malta en Cyprus en bij het Suezkanaal. Dit nam niet weg dat in dezelfde periode van de gevechten op Sicili de geallieerden als plandatum voor de operatie Overlord de invasie in Normandi 1 mei 1944 vastlegden. Hiermee ook tegemoetkomend aan Russische kritiek dat het westen het wel prima vond dat Stalin alleen de kastanjes uit het vuur haalde. De oorlog aan het oostfront woedde immers in alle hevigheid. Aangezien voorlopig de middelen voor een invasie in Normandi nog ontbraken, besloot de geallieerde legerleiding de strijd in het Middellandse Zeegebied voort te zetten. Inmiddels was de politieke en militaire situatie in Itali danig aan verandering onderhevig. Mussolini had de invasie van Sicili in politieke zin niet overleefd. Hij had het veld moeten ruimen voor een nieuwe regering die bereid was met de geallieerden te onderhandelen. Na enige tijd, op 8 september, leidde dit tot de Italiaanse capitulatie. Voor de Duitsers was dit het signaal de verdediging van Itali over te nemen, vijf dagen nadat de geallieerden aan de uiterste zuidelijke hiel van de Italiaanse laars, Calabrie, waren geland (operatie Baytown). Terwijl de Duitsers met een planmatige efficiency alle strategische punten in Itali bezetten, landde de geallieerde vloot bij Salerno (Napels) om een Brits-Amerikaans strijdmacht aan land te zetten (operatie Avalanche, 9 september). Corsica De opmars naar Casino In januari 1944 kwam de oorlog in Itali in een cruciale fase. De geallieerden stonden voor de zwaar versterkte Duitse Gustavlinie die dwars door Itali liep. Iedere opmars in noordelijke richting moest zich door Duitse bunkerstellingen, mijnenvelden en artillerieopstellingen heenslaan. Met name de opmars route naar Rome, door het dal van het riviertje de Liri, werd zwaar verdedigd. De bergen, waarin zich het imposante kloostercomplex van Monte Casino bevond, domineerden het terrein en in die bergen was praktisch ieder militair optreden uitgesloten, op moeizaam en kleinschalig infanterieoptreden na, dat uitermate zwaar was en veel slachtoffers voor minimale terreinwinst zou kosten. Het was de Britse premier Winston Churchill die voorstelde een amfibische landing op de Italiaanse kust ten noorden van de Gustavlinie uit te voeren om zodoende de Duitsers in de tang te nemen en een beslissing in Itali te forceren, zeker nu de planning voor de invasie in Normandi begon te dringen en middelen uit het Middellandse Zeegebied naar West-Europa verplaatst zouden moeten worden. Churchills voorstel werd door de geallieerde leiding overgenomen en op 22 januari 1944 verscheen een invasievloot voor de kust van Anzio, een vissersdorp zo'n veertig kilometer ten zuiden van Rome. Daarvandaan moesten de Britten en Amerikanen in zuidelijke richting de Gustavlinie in de rug aanvallen terwijl tezelfdertijd een offensief de linie frontaal aanpakte. Een mooi plan, maar het pakte slecht uit. De invasie bij Anzio kwam voor de Duitsers als een volslagen verrassing. Zonder enige tegenstand konden de geallieerden het Italiaanse strand betreden. Maar, in plaats van snel door te stoten waaraan zeker enig risico was verbonden besloot de commandant eerst een grote macht op het strand te verzamelen en dan pas verder landinwaarts te gaan. Dit gaf de Duitsers juist voldoende tijd een legermacht naar Anzio te sturen en de invasietroepen te omsingelen. Met de rug naar de zee moesten Britten en Amerikanen Duitser pogingen hen terug de zee in te drijven weerstaan, in plaats van op te rukken naar de Gustavlinie. Anzio werd een ramp. Meer dan drie maanden zaten enkele divisies opgesloten in een bruggenhoofd onder voortdurende Duitse beschietingen. De doorbraak van de Gustavlinie bij Monte Casino zou volledig op de troepen die toch al voor de linie stonden neerkomen. Op steun vanuit Anzio behoeften ze niet meer rekenen. Monte Casino Het waren bijzonder felle gevechten. De Duitsers gaven nauwelijks terrein prijs. Handgranaten en bajonetten waren hier de wapens, zo dichtbij was de vijand. In vier dagen kon de Gustavlinie zes kilometer dichter benaderd worden, maar in de linie zelf zaten de Marokkanen toen nog niet. De druk op de Duitse stellingen was hevig. Stap voor stap, bergtop voor bergtop weken de Duitse eenheden totdat inderdaad de Noord-afrikanen voor het riviertje de Rapido stonden, de kern van de Gustavlinie. De opdracht was succesvol uitgevoerd. Nog voordat de invasie van Anzio plaatsvond en voor de grote geplande doorbraak bij Monte Casino stond Juin voor de Rapido. De uitgangsstellingen waren betrokken. De noordelijke flank beveiliging voor de Amerikanen leek verzekerd. 24 januari was het zo ver. De Franse aanval als onderdeel van het grote offensief ging van start. Juin kreeg van generaal Clark de opdracht de Rapido over te steken, de Gustavlinie te doorbreken en door te stoten noordelijk van de Amerikaanse hoofdaanval die door de Liri-vallei naar Rome zou moeten gaan. Juin kreeg een grotere frontsector in bijzonder zwaar terrein en moest noordelijk van het klooster van Monte Casino Duitse aanvallen op de Amerikaanse opmars blokkeren. Zoals gezegd, de Amerikaanse aanval liep uit op een fiasco. De enige die daadwerkelijk door de Gustavlinie heen braken waren de Fransen. Zij bevochten de bergen aan de overzijde van de Rapido. Belmonte, Belvedere, mooie namen voor verschrikkelijke oorden. (Afbeelding 3) De enige plaats waar het geallieerde front daadwerkelijk een uitstulping in Duits gebied maakte was de noordelijke, Franse sector. Gelukkig voor Juin kon hij juist in deze fase beschikken over versterkingen van eenheden die voordien op Corsica gevochten hadden. Zo kwam, behalve Goums van generaal Guillaume, ook de 4e Marokkaanse bergdivisie voor de strijd in Itali beschikbaar. Tot de eerste week van februari woedden de gevechten voort. De Gustavlinie had onder extreme druk gestaan, was op enkele plaatsen doorbroken, maar de geallieerde eenheden waren uitgeput. De aanval moest gestaakt worden. Voor de Duitsers was duidelijk dat deze linie, juist met het oog op de landing bij Anzio, tot het uiterste verdedigd moest worden. Beide zijden reorganiseerden en voerden nieuwe, verse eenheden aan. Aan geallieerde zijde werd de fakkel van de hoofdaanval overgedragen aan divisies uit Nieuw-Zeeland en India. Zij moesten bij Monte Casino de doorbraak gaan bevechten. Juins troepen bleven in het noordelijk berggebied zitten. De bekendste episode uit de slag speelde zich af zonder Noord-Afrikaanse rol. Om de doorbraak nu wel te laten slagen besloot de geallieerde legerleiding, na een lange discussie onder de bevelvoerende generaals, een bombardement uit te voeren op het historische kloostercomplex van Monte Casino. Niet alleen zouden hierdoor Duitse stellingen in een essentieel gebied vernietigd worden de kloosterheuvel domineerde immers de opmarsroute door het Liri-dal ook zou er een positieve werking op het moreel van de geallieerde troepen vanuit gaan. Na zo'n spectaculair bombardement zou de Duitse tegenstand zozeer zijn verschrompeld dat de kans op succes aanmerkelijk vergroot werd. Op 15 februari verschenen de vliegtuigen. In een donderend bombardement werd het klooster van de aardbodem weggevaagd. Het sein voor de aanval was gegeven. Maar ook nu was het wondermiddel niet gevonden. Opnieuw liepen de geallieerden stuk op heftige Duitse tegenstand. Er was terreinwinst, maar het was te meten in honderden meters en de Duitsers bouwden de kloosterrune om tot een sterke stelling van waaruit zij de verdediging krachtiger dan ooit konden voeren. Tien dagen van zware gevechten konden geen doorbraak bewerkstelligen. Op nieuw trad er een gevechtspauze in, eenheden werden ververst en de generaals bogen zich over de kaarten om hun plannen te herzien. De volgende fase van de gevechten bij Monte Casino werd luid en duidelijk ingeluid op 15 maart toen om half negen in de ochtend vijfhonderd vliegtuigen een gebied van slechts 1400 bij 400 meter in gapende kraters en runes veranderden. Het dorp Casino, aan de voet van de berg, bestond niet meer. Dit bombardement, een van de hevigste uit de hele oorlog op zo'n klein gebied direct voor de eigen troepen, moest de weg banen voor de Nieuw-Zeelanders en de Indirs om de Liri-vallei binnen te kunnen gaan. Tien dagen lang veranderden de heuvel van het klooster en de restanten van het dorp in een klein Stalingrad. Tien dagen lang van de meest intense en gruwelijke gevechten en weer geen beslissing. In de weken van de gevechten op het klooster en het dorp Casino was het in de noordelijke Franse sector betrekkelijk rustig. De troepen konden recupereren. Juins tweede belangrijke rol in de gevechten om Monte Casino liet niet lang op zich wachten, de Noord-afrikanen kregen een nieuwe, zuidelijker gelegen frontsector aangewezen. Dit was het gevolg van ingrijpende veranderingen in de aanpak van de slag, die na de mislukkingen van de weken voordien, ook wel gewenst waren. De geallieerde legerleiding begon aan de planning van operatie Diadeem, die eindelijk het zo lang gewenste succes moest brengen. Er werden meer troepen dan ooit verzameld tegenover de Gustavlinie en de aanval zou zich massaler over een breder front dan ooit tevoren gaan afspelen. Naast Britten, Amerikanen, Canadezen, Nieuw-Zeelanders verschenen nu ook Polen, die de stellingen in de bergen van de Fransen overnamen. Juin kreeg een nieuwe sector ten zuiden van het Liri-dal, weer in de bergen met de opdracht de zuidelijke flank van de Amerikaanse hoofdaanval te beschermen, Duitse legers van elkaar te scheiden en snel door te stoten in moeilijk begaanbaar terrein. Dat de Marokkanen en Algerijnen dat laatste konden, hadden ze wel bewezen. De 2e Marokkaanse divisie en de 4e Marokkaanse bergdivisie kregen, samen met de Spahis en de Goums, in deze opmars een centrale rol toebedeeld. Op 11 mei 1944 ging de aanval van start. Juin zelf was bij zijn troepen in de startlijn aanwezig. (Afbeelding 4) Tweeduizend stukken geschut openden het vuur op de Duitse linies en toen die zwegen, vielen de Marokkanen in nachtelijke duisternis de Duitse linies aan. Ondanks de inleidende artilleriebeschietingen was de Duitse tegenstand zeker niet gebroken. Zij richtten vlammenwerpers, mortieren, mitrailleurs op de aanvallende Franse divisies. De 2e divisie kreeg zelfs zulke klappen dat generaal Dody beval terug te vallen op de startlijn en de aanval opnieuw in te zetten. Op het eerste belangrijke aanvalsdoel, de dominante Monte Maio, wapperde op 13 mei de Franse tricolore. Na enkele dagen van zware gevechten kwam eindelijk de zo lang verwachte uitbraak tot stand en hierin speelde Juins divisies een belangrijke rol. Het kostte de 2e divisie 1120 man, daarbij had ze 2800 krijgsgevangenen gemaakt en was ze gesteund geweest door 68.000 granaten van de artillerie. Het lukte in een verbazingwekkend tempo door het Aurunci bergmassief te komen, Duitse eenheden in de tang te nemen en de zuidelijke flank van de hoofdaanval door het Liri-dal te beveiligen. Er zijn weinig voorbeelden van zulke geforceerde opmarsen door berggebied onder voortdurende vijandelijke dreiging en aanvallen. De weg naar Rome was eindelijk open. Met eenheden die uit het bruggenhoofd van Anzio utbraken konden de Amerikanen onder Mark Clark op 4 juni 1944, twee dagen voor de invasie in Normandi, de Eeuwige Stad binnenrijden. De volgende dag speelde het muziekkorps van het 5e regiment tirailleurs Marocains de Marseillaise op de binnenplaats van het Palazzo Farnese, de Franse ambassade in Rome. 13 juni defileerde de 2e Marokkaanse divisie op de Piazza Venezia als eerbetoon voor het als eerste doorbreken van de Duitse linie achter het riviertjes de Garigliano waarmee de weg naar Rome open kwam. Later constateerde Juin in zijn memoires: "Il avait appris que, du Garigliano au Tibre, lirr?sistible assaut de CEF avait ?t? le facteur d?terminant de la victoire. Na de bevrijding van Rome trok Juins troepenmacht verder noordwaarts Itali in. Op 3 juli bevrijdden de Marokkanen Siena, de historische stad veertig kilometer ten zuiden van Florence. Op 22 juli 1944 kwam er aan de Franse deelname aan de strijd in Itali een einde. (Afbeelding 6) De bijdrage aan de strijd in Itali is zonder meer de belangrijkste van de Marokkaanse troepen aan de bevrijding van Europa. De geallieerde bevelhebbers waren lovend over hun optreden. De Marokkanen bleken dan ook uitstekend geschikt voor berggevechten en hun kunde daarin compenseerde de onmogelijkheid daar gemechaniseerd op te treden. Met name het uitvoeren van patrouilles, verkenningen, verrassingsaanvallen, overvallen en hinderlagen in berggebieden waren Marokkaanse specialiteiten. De Britten spraken over Gouming it als een overval of andere kleine snelle actie bedoelden. Clark spreekt in zijn memoires over "the famous French Moroccan fighters". En reeds in mei 1944 schreef de Duitse bevelhebber in Itali, Albert Kesselring: "de vaardigheid door het terrein te verplaatsen is opmerkelijk bij Fransen en Marokkanen. Zij overwinnen snel terrein dat geacht wordt onbegaanbaar te zijn met gebruik van muilezels om zware wapens te verplaatsen en ze hebben vaak geprobeerd achter onze opstellingen te komen, soms door wijde omtrekkende bewegingen, om ze van achter open te breken." In zijn memoires herhaalde de Duitse veldmaarschalk die lof en stelde hij dat het verrassend optreden en uitbuiten van mogelijkheden door Marokkaanse eenheden op tactisch niveau gunstig afstak tegenover het methodische en daardoor voorspelbare optreden van Britten en Amerikanen. Ook Juin prees zijn Marokkanen in zijn memoires. Een sprekend voorbeeld van Marokkaans bergoptreden biedt de actie van luitenant De Kerautem van de Goums op 16 mei in het Aurunci gebergte. Met zijn peloton Goums wist hij ongezien door de Duitse linie heen te sluipen en vanaf een berghelling achter de vijandelijke linies verzorgde hij vuurleiding voor de Franse artillerie. Bovendien sloeg hij een Duitse aanval op zijn positie af en nam hij, tijdens zijn terugtocht naar eigen linies, drie officieren en veertien manschappen van het Duitse pantserbataljon gevangen dat juist een aanval op zijn positie voorbereidde. Maar er waren ook keerzijden. Vaak aarzelden eenheden als er geen duidelijke orders waren en stopten acties als de officieren uitgeschakeld waren. Bovendien bleken de Noord-afrikanen tegen moderne, zware wapens en vaste stellingen niet altijd opgewassen. Het grootste probleem voor Juin echter was de reputatie van de Goums. Nog gedurende de gevechten in Itali begonnen geruchten te circuleren over diefstallen, verkrachtingen en moorden die door deze eenheden gepleegd zouden worden. Juin reageerde snel want deze smet op het Franse blazoen kon hij niet gebruiken. Vijftien soldaten werden na een veroordeling gexecuteerd en 54 gevangen gezet. Bovendien nam hij een voor de Tweede Wereldoorlog unieke maatregel. Om ontsporingen in de toekomst te voorkomen liet hij de vrouwen van de Goums per schip uit Marokko overbrengen naar Itali. En dat hielp. Maar de kwestie achtervolgde de Fransen legerleiding en troepen. Het ging zelf zo ver dat de paus opriep de Goums terug te sturen naar Marokko en de Amerikanen de Fransen verzochten af te zien van inzet bij de invasie van Zuid-Frankrijk ze maakten zelfs bezwaar tegen het vervuilende transport van muilezels op de invasieschepen. Hiertoe waren de Fransen zeker niet bereid en ze weigerden aan het Amerikaanse verzoek te voldoen. De Lattre de Tassigny, die de Franse troepen commandeerde die in Frankrijk zelf zouden opereren, had gezien hoe effectief de Goums in berggebied waren en bergen waren er in Frankrijk genoeg - en drong dus aan op hun deelname. Uiteindelijk kreeg hij toestemming voor 1000 man, als hij ze maar niet in de grote steden van Frankrijk inzette, moest hij op advies van De Gaulle beloven. Uiteindelijk zette Lattre er toch 7000 in. De bevrijding van Frankrijk Op 17 augustus betraden de eerste Marokkaanse eenheden het vaste land van Frankrijk. Via de invasiestranden Hallali, Bled en Minaret participeerden de Goums en Spahis in de bevrijding van de belangrijke havensteden Toulon en Marseille. Beide steden waren op 28 augustus in Franse handen. In september verbleven de Marokkanen aan het Frans-Italiaanse Alpenfront om nadien ingezet te worden in de Vogezen. De Marokkaanse eenheden speelden in oktober een rol in de opmars door het moeilijk begaanbare berggebied van de Vogezen naar Belfort. Deze vestingstad, net ten noorden van de Zwitserse grens, was voor de Fransen de sleutel voor de opmars naar de Rijn. Westelijk van de Rijn ligt de Elzas. Dit gebied heeft voor de Fransen een speciale betekenis. In 1870 hun ontnomen door de Duitsers hadden de Fransen het na de Eerste Wereldoorlog weer teruggekregen. Met de Duitse bezetting van de Tweede Wereldoorlog was de Elzas opnieuw door Duitsland geannexeerd. De symbolische betekenis van de bevrijding van het eerste dorp in de Elzas, Seppois, was dan ook groot en dit wapenfeit konden de Marokkanen op 18 november 1944 aan hun lijst toevoegen. De volgende dag bereikten de eerste Franse eenheden net ten noorden van Basel de Rijn, nog zo'n symbolisch moment. (Afbeelding 7) November-december 1944 waren moeilijke maanden. In sneeuw, extreme koude, bergachtig terrein en met bevoorradingsproblemen trachtte het Franse leger de Duitsers rondom de steden Belfort en Colmar achter de Rijn de duwen. Voor de Marokkaanse divisies waren de omstandigheden zo mogelijk nog moeilijker dan in Itali. De voortdurende koude en sneeuw en de kracht van de tegenstander tastte het moreel aan. Maar dat gold in deze maanden ook voor andere nationaliteiten. De oorlog leek ten einde, maar de tegenstand scheen maar niet te verzwakken. Ondanks grote inspanningen stonden bij de jaarwisseling 1944-1945 de Duitsers bij Colmar nog steeds op Frans grondgebied. Pas op 9 februari 1945 viel Colmar en kon de laatste fase van strijd op Frans grondgebied, ten zuiden van Straatsburg, plaatsvinden. Alle Marokkaanse eenheden droegen in die koude weken hieraan hun steentje bij. Op Duitse grond Van Normandi naar Straatsburg De balans opgemaakt In totaal heeft Noord-Afrika het Franse leger 233.000 man geleverd. In feite de kern van die strijdmacht gedurende de hele oorlog. Uit Marokko kwamen er daarvan in 1942 ruim 77.000 op een bevolking van zes miljoen. Lange tijd is de geschiedschrijving van enerzijds de oorlog in Europa nadrukkelijk bepaald door Europeanen en Amerikanen terwijl anderzijds de geschiedschrijving van Marokko in het teken stond van de onafhankelijkheidsstrijd. De inzet van de Marokkanen in Europa viel zodoende tussen wal en schip. Juist heden ten dage, nu de band tussen Europa en Noord-Afrika op allerlei manieren hechter is dan ooit en onze samenlevingen meer vervlochten raken, is het zaak aan dit militair optreden van Marokkanen, Algerijnen en Tunesirs in Europa aandacht te geven. Zij hebben bijgedragen aan onze vrijheid, dat mogen we niet vergeten. In het museum van de Franse infanterie in Montpellier is hun optreden verbeeld. Bron |
Voor reactie: Contact Zie ook de pagina op bevrijdingintercultureel over extra bijzonderheden van de Militaire begraafplaats en achtergrond informatie. |