Kunst wast onze ziel schoon
van het stof van alledag.

Openingstoespraak / kunstbeschouwing door J.W. Gruijters - Kunstliefhebber - tijdens de opening van de expositie van Janus Nuiten in Zoeterwoude in september 2008 ten overstaan van een voltallig publiek.

 

Dit is mijn motto als kunstminnaar, deze spreuk is niet door mijzelf bedacht, maar ik gebruik hem omdat ik vind dat deze verklaart waarom ik kunstminnaar ben geworden.

Maar, ik ben een kunstminnaar met een kleine handicap, want ik ga een tentoonstelling openen van twee kunstenaars. De ene, Jaap van der Oest, is een kunstenaar waar ik tot voor kort weinig van had gehoord en gezien. De ander, Janus Nuiten, ken ik al veertig jaar. Ook de ontwikkeling van zijn werk is mij bekend en wij zijn in de loop der jaren goede vrienden geworden.

Ik excuseer mij bij voorbaat bij Jaap van der Oest en bij de aanwezigen die speciaal voor hem gekomen zijn dat ik over Janus meer vertellen kan.

Het is nu ruim 4 jaar geleden dat een goede vriend en ik het plan opvatten om een inventarisatie te maken van de in de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw in Brabant werkzame kunstenaars.

Waarom?
In de eerste plaats. Wij woonden in die jaren allebei in Tilburg en hadden veel bewondering voor een aantal kunstenaars waarmee wij ook persoonlijk contacten onderhielden. Ik noem er enkelen bij naam: Hans van Zummeren, Joost Sicking, Fons de Kok, Nico Molenkamp en natuurlijk Janus Nuiten.

In de tweede plaats. Wij zagen in die jaren grote belangstelling voor het werk van Appel, Corneille en Constant, de Amsterdamse leden van de Cobragroep. Cobra keerde zich tegen elk esthetiserend academisme. Immers, vorm, lijn en kleur dienden de weergave te zijn van een puur spontane actie. Al het andere was te intellectualistisch. Hoewel Cobra als beweging slechts drie jaar heeft bestaan; van 1948 tot 1951 heeft de invloed toch nog vele jaren nagewerkt. Opvallend was de enorme publiciteit die Cobra wist te bewerkstelligen en die vanuit Amsterdam en haar grachtengordel uitstraalde over heel Nederland en Europa. Vooral Appel wist zijn werk met bravoure te presenteren. Velen onder u zullen zich de film van Jan Vrijman uit 1961 herinneren waarin Appel met vele kilo’s verf smijtend een kunstwerk tot stand brengt.

Wij waren nieuwsgierig naar de gevoelens van onze Brabantse schilders. Wat deed dat met hen? Wij besloten er tijdens onze inventarisatieronde naar te vragen. Wij zagen dat er opvallend veel Brabantse schilders hun opleiding hadden voltooid aan het Nationaal Hoger Instituut in Antwerpen. Kennelijk bestonden er goede contacten van de Kunstacademies van Breda en Tilburg met dit Instituut.

Bestond er bij de Brabantse schilders zoiets als een Cobrasyndroom? Enkele verzamelaars en kenners die wij spraken liet weten dat dit wel degelijk bestond. De kunstenaars zelf die wij spraken deden er wat lacherig over of wisten te vertellen dat wat Cobra deed, niks met kunst te maken had. Maar toen eind zestiger jaren Karel Appel ook in Nederland werd erkend, werd het bij de Brabanders een beetje stil. Jacques Peeters, voormalig directeur van de Academie Sint Joost in Breda heeft het over “De schaduw van Cobra” en om daaronder uit te komen moest je zelf naar Amsterdam. Een aantal Limburgse schilders is inderdaad naar Amsterdam getogen, daarvan zijn de bekendste, Ger Lataster, Pieter Defesche, en Sjef Diederen. Er zijn bij mijn weten weinig Brabanders geweest, die in Amsterdam hun heil hebben gezocht. Peeters ziet dat het enkele Brabanders verlamde. Die zaten liever te mokken dan nog een penseel ter hand te nemen. Anderen trokken zich terug in hun atelier waar ze in hun eigen stijl doorwerkten. Eén Brabantse schilder - het was een jaargenoot van Janus Nuiten van de Tilburgse academie - heeft eens in een bevlieging gezegd dat wat Appel kon, hij ook wel kon. Als de mensen dat willen dan zullen ze het van mij krijgen. Dat heeft echter kort geduurd, want toen zijn vrouw de verfrekeningen onder ogen kreeg moest hij er onmiddellijk mee stoppen. Een andere, Fons de Kok, kan nu nog steeds emotioneel uithalen richting Cobra en dan noemt hij het werk van Karel Appel, “regelrechte onkunst”.

De gemoederen bedaarden na een paar jaar. Toen de stofwolken van het Cobrageweld waren opgetrokken zagen we dat het werk van de sterke kunstenaars nauwelijks was beïnvloed door de afkeer die Cobra had van het esthetiserend academisme. Zij hebben zich niet van hun Antwerpse wortels laten afsnijden, maar zijn met Antwerpen als vertrekpunt hun eigen weg gegaan. In het vroege werk van de meeste van onze kunstenaars zien we nog de grote invloed van de giganten van het Hoger Instituut, Permeke, Frits van den Berghe, Gustave De Smet en hun opvolgers. Later ontwikkelen zij hun eigen stijl en waaiert hun werk in belangrijke mate uit. Zo zien we dat de Tilburger Wijnand van Lieshout, grote foto-installaties gaat maken, de Eindhovenaar Jaques Slegers nieuwe impulsen krijgt door zijn contacten met Kokoschka en een andere Tilburger, Joop Birker, zich als materieschilder verder ontwikkelt. Mado Schoolmeesters, de voormalige echtgenote van Janus Nuiten, blijft in haar vroege werk eveneens dicht bij de Vlaamse expressionisten, maar in exposities van later werk zien we toch iets van het teruggrijpen op primitieve kunst.

Janus Nuiten was ook één van die sterke schilders die zich nooit gek heeft laten maken door Cobra. Natuurlijk, hij nam er wel degelijk kennis van. Net als van andere kunststromingen, zoals hij tot op de dag van vandaag blijft kijken naar het werk van vele kunstenaars op zoek naar kwaliteit. Toen Cobra het gesprek van de dag werd had Janus al een brede en intensieve ontwikkeling doorgemaakt. In de naoorlogse jaren maakte hij in de Bredase Kunstkring kennis met het werk van Jan Sluijters, Raoul Hynckes en Dio Rovers en eerder in zijn jaren op de Tilburgse Academie met het werk van Kees van Dongen en Charles Eyck. Daarna ging Janus naar Antwerpen: naar het Hoger Instituut. Daar herenigde hij zich weer met zijn oude vrienden uit de Tilburgse Academietijd, zoals Nico Molenkamp, Hans van Zummeren en Joost Sicking. Janus heeft circa zeven jaar in deze stad doorgebrachten heeft er het werk van de Vlaamse Expressionisten goed leren kennen. In een interview voorjaar 2007 met Directeur Jeroen Grosfeld van het Breda’s Museum heeft hij onder meer verteld dat hij in Antwerpen weinig geschilderd heeft, maar wel veel getekend en dat daar Cobra wel eens onderwerp van gesprek was en dat er wel eens werk van Karel Appel te zien was, maar dat was het dan. Men bleef daar toch voornamelijk gericht op de Vlaamse Expressionisten.

Na zijn Antwerpse tijd vestigt Janus Nuiten zich met Mado Schoolmeesters in Breda. Daar begint het echte werk. Zijn eerste exposities houdt hij in de Beyerd in Breda waar hij later ook regelmatig blijft terugkomen. Janus heeft in zijn bijna 60-jarig kunstenaarsschap in vele musea en galeries in het hele land geëxposeerd. Critici prijzen zijn veelzijdigheid. Janus schildert, tekent en maakt veel grafisch werk. Persoonlijk was ik erg onder de indruk van bijvoorbeeld zijn pointillistische schilderijen uit het begin van de 90-er jaren waarin hij het Zeeuwse landschap en het Zeeuwse licht verbeeldt. En dan die prachtige miniatuurtjes van het Zuid-Franse berglandschap, getekend met Oost-Indische inkt op schuurpapier! Degenen die in 2005 Janus’ expositie hier bij Galerie Kolff hebben bezocht, zullen net als ik getroffen zijn door lino’s van naakten waarbij Janus teruggrijpt op zijn tekenwerk uit 1955; zijn Antwerpse tijd.

Wat mij van het hart moet als Cobra aan de orde komt en het enorme publicitaire geweld daar omheen, is eigenlijk de keerzijde. Met name het cultuurbeleid in de 50-er en 60-er jaren in Noord Brabant. Het is mijn stellige overtuiging dat de Brabantse musea kansen hebben laten liggen door weinig of geen aandacht te vragen voor de toen hedendaagse schilderkunst van de Brabanders. Wij hebben tijdens onze inventarisatieronde veel kwaliteit gezien die best verder gepromoot had kunnen en moeten worden. Bij mijn weten heeft alleen het Van Abbe Museum in 1963 een grote tentoonstelling aan deze kunstenaars gewijd. Van het Noord-Brabants Museum in Den Bosch zijn mij geen exposities van enig belang bekend en Tilburg had helemaal geen museum. Ja, in 1955 is daar in het Paleis-Raadhuis een expositie gehouden van voornamelijk Tilburgse kunstenaars en daar is het tot op heden ook bij gebleven.

Hoewel ik er bij blijf dat in Brabant veel te weinig is gedaan om zijn kunstenaars te presenteren en te promoten, kunnen we met enige voldoening constateren dat het Breda’s Museum zich in 2007 heeft gerevancheerd door een geweldige overzichtstentoonstelling in te richten van het werk van Janus Nuiten. Dat de huidige directeur Jeroen Grosfeld nagenoeg alle expositieruimten van zijn museum leeg gemaakt heeft om bijna zestig jaar werk van Janus te kunnen tonen verdient onze grote bewondering. Onder de Titel “Terugblik” hebben wij twee en een halve maand kunnen kennisnemen en genieten van de ontwikkeling en de veelzijdigheid van Janus Nuiten. Ik denk dat er velen hier aanwezig deze tentoonstelling hebben gezien. Anderen kan ik aanraden alsnog de gids van die tentoonstelling aan te schaffen met mooie reproducties en het interview van Jeroen Grosfeld met Janus, waaruit ik zojuist meerdere malen heb geciteerd.

Eergisteren heb ik in alle rust een voorbezichtiging gehouden en heb ik voor het eerst kennisgemaakt met Jaap van der Oest en zijn werk. Toen Jaap van der Oest in 1950 werd geboren was Janus Nuiten al 21 jaar en had al meer dan 15 jaar tekenervaring. Jaap heeft zich veel later als kunstenaar ontwikkeld. Hij heeft zich na vele omzwervingen eerst in 1990 geheel aan de beeldende kunst gewijd of liever gezegd zich op de kunst gestort. Hij verzamelt wrakhout dat hij al banjerend vindt langs de Zeeuwse kust na een fikse storm, sleept het mee naar zijn atelier en daar begint een langdurig proces van vernieuwing en hernieuwing dat soms vele maanden kan duren. Met liefde en bezetenheid werkt Jaap aan deze buitgemaakte voorwerpen, hij ontdoet ze van ongerechtigheden en om ze van de laatste zandkorrel te zuiveren gebruikt hij instrumenten die normaal bij de tandarts te vinden zijn. Hij raspt en vijlt, zet de objecten in de was of lakt ze af. Zo ontstaat langzamerhand een uniek kunstwerk dat niet te kopiëren is. Geeft hij het object een nieuwe identiteit of legt hij de eigen identiteit van het object bloot? Dat is een vraag die mij persoonlijk na de voorbezichtiging blijft bezighouden. Eerlijk gezegd; het antwoord op deze vraag wil ik niet hebben. Om van kunst te kunnen genieten is het vaak spannender om niet op alles antwoorden bij de hand te hebben. Zeker is dat alle objecten die Jaap van der Oest onder handen heeft genomen een nieuw en eigen leven tegemoet gaan.

Als u zo meteen of wellicht op een latere datum de expositie van Janus Nuiten en Jaap van der Oest nog eens op uw gemak gaat bekijken, dan zal u ongetwijfeld opvallen dat het werk van deze zo verschillende kunstenaars wonderwel goed bij elkaar past en elkaar aanvullen. Is dat toeval? Nee, dat is geen toeval. Daarvoor moeten we Lena Eijkelboom aankijken. Zij heeft werken van Janus geselecteerd die op de Zeeuwse kust zijn geïnspireerd zijn en zij heeft Jaap van der Oest ertoe bewogen om zijn werken, die zoals gezegd direct afkomstig van de Zeeuwse kust, samen met het werk van Janus hier te exposeren. .

Genoeg gepraat. We gaan kijken naar het resultaat. En we laten onze ziel schoonwassen van het stof van alle dag.

Zoeterwoude – Dorp, 31 augustus 2008
J.W. Gruijters

Op de voorgrond: Jo Gruijters. Links: Janus Nuiten en tweede van rechts achter Jo Gruiters, Jaap van der Oest.

 

 
For response, send e-mail to Janus Nuiten
This page & contents are copyrighted (C)2008 by Janus Nuiten.

 

 

 

 

 

 

 

 

 
Edited by M2 M2