Marc Marc verhaalt over boottochtjes in Amsterdam en omstreken met de "Bombarie".
Volle vaart vooruit
September 2003
De dreiging neem toe en wachten maakt zenuwachtig. De onschuldige blik van een pasgeborene dwingt de intuïtie tot handelen zonder enige vorm van twijfel. Een beestachtige wortel waarvan men, ergens diep achterin, het besef kent juist te zijn; goed te doen in een rotsvast verankerde overtuiging.
Ik word wakker bij twee snorrende jonge katten die een plaats hebben gevonden in de vouw van mijn lichaam. Ze beginnen synchroon de dag en rekken zich met mij uit. De blik ontmoet een kleine ik, die gefascineerd toekijkt hoe alles om hem heen tot leven komt als speelgoed voor zijn grijpgrage handjes. Een mooie dag heeft zich aangediend. Niet enkel de zon lacht mij vrolijk toe. Na contact met een boze geest kan een bezoek van een engel niet meer uitblijven.
Oorverdovend raast de trein door het station. Spreken is onmogelijk. De andere kant van de lijn denkt vast met een spook van doen te hebben. Een bericht uit een andere wereld word verzonden via masten met vervaarlijk ogende uitsteeksels. Een klok luidt de toren die vol beloftes uitrijst boven dit vlakke land.
Een eiland ben ik, behorend tot een grote archipel die dendert over ijzeren balken waar onder door massa's water gestaag met feilloos gevoel voor richting naar zee stromen. Samen reizen wij van mast tot mast, brengen walmen tezamen die ons behoedzaam verenigen in vluchtigheid en antwoordapparaten berichten van afwezigheid. Ik laat mijn stem kilometers reizen om een droom te willen planten.
Zielig hangt hij aan de kade. Lijkt te willen bezwijken onder gewezen regenval die lijdzaam in eenzaamheid is ondergaan. Bij dit weerzien klaart hij op, spant zijn bogen en kijkt onder een zalvend gehoos reeds genoegzaam uit naar een nieuw avontuur.
Bij zoveel haast straft een dikke kabel die geduldig in donkere stromen aan het wachten was en wringt zich met een tijgersprong al wurgent om de schroef. Stilte. Met een troostend gebaar drijven wij naar de operatietafel. Het hart laat zich als verlamd uit het water tillen met de ogen bijna onzichtbaar bewegend in een smeek van niet begrijpen waarom juist nú het einde nader komt. Als de blik de tunnel in verdwijnen wil sluit gene zijde opdat wij voort mogen gaan.
Onderweg zien wij geloofsgenoten op eendere golven glijden naar een portaal waar wijde zichten wachten. Halverwege verwelkomen wij hen die ons in lot gaan delen. Met gemoedelijk haast varen wij in broederschap door de opening van een drijvend sprookje dat verschijnt in bonte kleuren. Iedere meter die achter ons verdwijnt wordt vervangen door een die voor ons ligt en eindeloos lijkt, totdat grote deuren een wal opwerpen.
Het water is kalm. Lichtjes deinen vol verwachting op en neer. Wij scholen samen als wachtenden op een opperwezen. Alle ogen zijn gericht naar hetzelfde punt. Wanneer zullen wij weer in beweging mogen komen? Niemand die het weet noch zorgen om maakt. Wij gaan allen loos op een kompas van beloften. Iemand wijst en zegt het opperwezen gezien te hebben. Schroeven komen in beweging, touwen gaan los en gretigheid maakt zich meester van ons universum.
Hallo! Ik ben een vis. Mijn naam is Jesus. Vraag mij niet waarom. Een antwoord heb ik niet. Als kind werd ik alsmaar achterna gezeten door een grote vis die ik niet kende en kwade dingen met mij wilde. Nooit heb ik kunnen begrijpen waarom hij het op mij gemunt had, totdat ik op een dag in meditatie verzonken door donker en onbekend water bewoog met mijn lijf zo soepel en sereen. Plots kon ik niet links noch rechts en ineens overzag ik mijn bestaan. Waarom ik hier was en tot welk doel. Het was te laat. Boven mij zette zich iets in beweging en begon te kolken. Zo werd ik vermalen en nu kijk ik niet meer omlaag.
We zijn los, de horizon wijkt en geeft vrij spel. In vaart naar de beloofde haven worden wij gewaar van krachten die ons stuwen en belagen, en met de neus in de golven trotseren wij het zuigend geweld van de duivel die ons in blinde razernij door valsheid beheerst voorbij scheert. Machtig mooi worden de demomen gesmoord in hun aanval op onze troep.
De weidsheid van het panorama dat wij betreden doet de ogen pijn. Niet gewend aan zoveel overzicht doet even twijfelen. Waar te gaan? Aan de horizon verschijnt piepklein ons aanbeeld. Engelen vliegen ons tegemoet, terwijl hun vleugels strak afsteken tegen de heldere hemel. Het geloof is zwak doch verguld van nieuwsgierigheid. Zo stevenen wij allen af naar een plek waar de waarheid wacht met achter ons een volle maan die nog nooit zo groot is geweest
Als genode gasten komen wij aan doch, ontvangen als waren het een bastion van piraten. Iedere nieuweling is een concurrent die zich bewijzen moet. Zodoende dwingt de situatie manoeuvres af die onmiskenbaar moeten laten zien dat wij behoren tot de uitverkoren. En zo, met een in vriendelijkheid verhuld geweld, gaan wij voorwaarts.
De eerste rang is bereikbaar zo roept een Messias, staand boven iedereen uit. Naar links en omvaren! Net aangelegd ontgrendel ik onze cel van een luxeboot die niet eens acht had geslagen op onze komst - zo langzaam waren wij genaderd in sluipende vaart. Een machine laat de klok achteruit hollen naar de tijd van onbevangen doen wat juist werd geacht zonder na te denken over het "ja maar wat als". Onze drager wordt gestart en steunt direct alle bewegingen. Een boze neus die op ons afkomt wordt soepel omzeild en weet niet half wat hem overkomt. Oh wat is het fijn om zich als een dwerg tussen reuzen te begeven. Niet voor niets hebben de brutalen de halve wereld.
De Messias die alles overzag heeft nu een witte glans gekregen. Hij heeft gelijk doch niemand neemt zijn woorden serieus en zij blijven dus liggen op de plek van anker.
Een smalle doorgang doemt op. Het is de poort naar onze eerste rang. Door kleine centimeters gescheiden glijd onze gondel precies tussen alles door al was het enkel en alleen om mijn stuurkunst te demonstreren. Achter de goden landen wij. Zij eisen een natte voet om vanuit het voorsteven nog net mee te kunnen liften op weg naar de plek waar het beeld zich met ons samen voegen zal.
Zeven kaarsjes dragen bij aan de boom die aan Kerst doet denken en zich omringd door geestverwanten. Evenzo als de lampjes om ons heen stralen wij onder een zachte deining die ons steeds dichter voert naar de oever. Wij allen zijn bijeen een god te aanschouwen: een occulte bijeenkomst van zielen die al drijvend tot elkaar komen als nachtelijke silhouetten lijkend op Wajang poppen.
Een explosie zo breed als de spanwijdte van het doek doet ons hart sneller kloppen. Onder roerende schaduwen komen wij in beweging en glijden behoedzaam langs de spoken heen. Het open water kent reeds meerdere jagers die in formatie als wachtend op een teken aan het foerageren zijn. Laat de jacht beginnen. Met een snelle actie verdwijnen wij in de diepte - de nacht tegemoet.
Aan beiden zijden verschijnen al klievend scherpe neuzen van de jagers. Zij varen met ons op naar een horizon die zich niet kenbaar maken wil. Bij gebrek aan bakens worden onze jagers als schapen. Wij; de herdershond die uitvallen doet onder luid blaffend plezier. Vooruit! Eenmaal daarginds aangekomen zien wij wel of onze engel gemaskerd is. Aan de jacht is helaas een einde gekomen. Nu liggen wij timide aan kop te wachten totdat het opperwezen ons van dienst wil zijn.
Hallo! Ik ben een vis. Mijn naam is Jesus. Vraag mij niet waarom. Een antwoord heb ik niet. Als kind had ik alsmaar visioenen uit een ander leven. Ik zie mijzelf steeds in andere gedaanten die ik niet goed beschrijven kan; zoveel hieraan is mij vreemd. Totdat ik op een dag als in meditatie verzonken bewoog, met mijn lijf zo soepel en sereen, door donker en onbekend water. Ik hoorde stemmen die van boven leken te komen en dacht mijzelf te herkennen als die ander uit mijn visioenen. Ik kon niet meer links noch rechts en ineens overzag ik mijn bestaan. Waarom ik hier was en tot welk doel. Plots begon het te kolken en zette zich iets in beweging. Ik keek omhoog, zag het aankomen, maar was te laat en op slag zag ik enkel zwart.
Het opperwezen verschijnt. Als de poort in beweging komt start ik de motor van ons lot en haal de hendel over die een vis noodlottig word. Even kijk ik naar dit nietig lichaam. Voel in weemoed mee; verbeeld me ooit een vis te zijn geweest. Dit terloops. Voor dit soort gedachten is nu geen plaats. Wij moeten immers in volle vaart vooruit om onze belagers te weerstaan.
Nu, tuffen wij rustig op het strakke water langs knusse woonboten. Een vis springt vrolijk even op, al lijkend ons voor de boeg te willen gaan. Wij zijn verlost en genieten van de thuiskomst die ons mooie dromen belooft.
(C) Marc Marc
Amsterdam, september 2003
Bootreis naar De Nieuwe Meer voor bijwonen Drijf-in bioscoop.
Film: LA CITE DES ENFANTS PERDUS
datum: 13 september 2003
Weer: Zonnig en helder